Psychotherapeute
Uit Het verhaal van mijnheer Sommer - Patrick Süskind – 1991
Ik kon destijds werkelijk vliegen, of in ieder geval bijna, laten we zeggen: destijds lag het werkelijk binnen mijn vermogen te vliegen als ik het echt heel graag had gewild en het ook echt had geprobeerd, want… want ik herinner me nog goed dat ik op een keer op een haar na had gevlogen, dat was in de herfst van mijn eerste schooljaar, toen ik van school naar huis liep en er zo’n harde wind stond dat ik, zonder mijn armen uit te spreiden, zo scheef als een skispringer op een schans tegen de wind in kon leunen, nog schever zelfs, zonder om te vallen… en toen ik zo tegen de wind in liep, over de weilanden van de Schoolberg omlaag en ik me maar een klein beetje tegen de grond afzette en mijn armen spreidde, tilde de wind me op en kon ik zonder me in te spannen sprongen van twee of drie meter hoog en tien of twaalf meter ver maken – of misschien ook niet helemaal zo ver, en niet helemaal zo hoog, maar dat speelt toch geen rol! – in ieder geval vloog ik bíjna, en als ik mijn jas open had geknoopt en de twee panden in mijn handen had genomen en als vleugels had gespreid, dan zou de wind me compleet hebben opgetild en zou ik met het grootste gemak van de Schoolberg over het diepe dal heen naar het bos zijn gezeild en over het bos heen omlaag naar het meer, waar ons huis lag, en daar zou ik dan tot de peilloze verbazing van mijn vader, mijn moeder, mijn zuster en mijn broer, die allemaal al te oud en te zwaar waren om te vliegen, hoog boven de tuin een sierlijke bocht hebben gedraaid, om vervolgens verder boven het meer te zweven, haast tot aan de andere oever, me ten slotte bedaard terug te laten dragen en toch nog op tijd voor het middageten thuis te zijn.
